, [], Whether the judge can lawfully remit the punishment?
Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Zou Ik [52]enigszins lust hebben aan den dood des goddelozen, spreekt de Heere HEERE; [53]is het niet, als hij zich bekeert van zijn [54]wegen, dat hij [55]leve? 52. Hebreeuws, lustende lust hebben; deze vraag loochent sterkelijk. Zo is de zin dat Hij geenszins belust is, of door enigen lust gedreven, om den goddeloze te doden. Want ofschoon Hij besloten heeft den onboetvaardige te straffen, nochtans is eigenlijk zijn doel niet het verderf van zijn schepsel, maar de openbaring zijner gerechtigheid; Rom.9:17. Ten anderen, hier is eigenlijk gesproken van den dood van den goddeloze, die zich bekeert, en niet van degenen, die zich nimmermeer bekeren, gelijk de voorgaande en volgende woorden uitwijzen; alsof God zeide: Gijlieden meent dat Ik zo belust ben om te vernielen en te doden, dat Ik ook den goddeloze, die zich bekeert, niet wil sparen, noch zijne bekering voor aangenaam houden; maar dat is ene lastering, en verre van mij. 53. Te weten dat Ik lust en welgevallen hieraan heb? Deze vraag verzekert sterkelijk dat de bekering van den goddeloze Gode zo aangenaam is, dat de bekeerde gewisselijk leven zal, en dat Hij geenszins lust heeft om den bekeerden goddeloze te doden; vergelijk onder vs.32, en hfdst.33 vs.11. Anders: [heb Ik] niet daarin [lust] dat hij zich bekere, enz.; hfdst.33 vs.11 zijn de Hebreeuwse woorden wat anders gesteld dan hier. 54. Te weten boze wegen, dat is, kwaad leven, hetwelk een boze weg genaamd wordt; 1 Kon.13:33; 2 Kon.17;13; Jona 3:10, enz. 55. Dat is, mijne straffen ontga en behouden worde.